Dit is de speech die Jeroen Siebelink hield op onze manifestatie in Boxtel op 29 mei 2021.

Twee keer eerder was ik in Boxtel. Nog nooit eerder op deze leuke markt, maar wel op een steenworp hiervandaan. Boseind. Twee keer in mijn leven bezocht ik de fabriek van Vion. Dat was nog voordat corona uitbrak. Het was voordat de wereld ons een lesje leerde. Zoals we nu met dieren omgaan, gaat het niet goed.

Ik wil jullie zometeen iets vertellen over die twee bezoekjes aan de fabriek. Terug naar de tijd dat die fabriek wel iets anders aan het hoofd had dan corona en coronaregels. Alhoewel: coronaregels gelden geloof ik niet voor Vion.

In elke Nederlandse fabriek, aan elke lopende band, worden werknemers beschermd. Maar naar het schijnt niet aan de slachtband. Niet in de busjes waarmee werknemers worden aangevoerd. Niet in hun overvolle huisvesting.

Vorig jaar raakte één op de drie werknemers van Vion besmet. Onlangs testten opnieuw honderd werknemers positief. Maar de inspectie zegt geen onregelmatigheden te zien en grijpt niet in. Het kabinet laat het zo.

Alsof stekers en uitbeners hun mondkapjes, op het moment dat een inspecteur meekijkt, onder de kin blijven dragen en te dicht op elkaar staan.

Of heeft de grootste slachtfabriek van West-Europa, eigendom van veeboeren, een streepje voor bij het kabinet? Zijn varkensoren voor China belangrijker dan volksgezondheid? Die indruk heb ik soms, van het Vion van nu.

Dus heel even, voordat we terug in de tijd gaan, over het Vion van nu.

Het gaat hartstikke goed met Vion. In 2020 verdubbelde Vion de winst. Met dier en mens daarbinnen gaat het minder goed, maar als je het social responsibilty report van Vion leest, vergeet je even dat alleen al bij Vion 14,8 miljoen varkens per jaar worden vergast en 820.000 koeien een kopschot krijgen. Dat elke dag mensenrechten worden geschonden bij de inhuur van uitgebuite, als varkens behuisde werknemers. Niks daarvan. Vion staat middenin de maatschappij.

Vion legt zichzelf maar liefst zeventien duurzame doelen op. Voedselveiligheid, werkcondities, dierenwelzijn, etcetera. Of die doelen ook worden behaald, wordt niet vermeld. Maar toch, een voorbeeld voor de sector. Vion werkt nu zelfs aan een ‘innovatief camerasysteem’, goedgekeurd door de Dierenbescherming. Het systeem registreert of een varken ‘achterblijft’. Bedoeld wordt: zijn bij de afvoer richting de gasput harde gilgeluiden te horen? Dan hoeft men alleen maar even terug te kijken. Is er te hard geslagen? Bewogen ze na de vergassing nog? Hoeveel dieren spartelden vandaag in kokend water? En dan? Ziet het bestuur dan af van de miljoenenbonus? En mag de inspectie deze beelden ook zien?

En doet die er dan ook wat mee?

Waarom krijg ik puistjes van deze schone schijn?

Maar goed. Twee keer bezocht ik deze fabriek. In 2014 en in 2017. Althans, mij was een bezoek beloofd aan het varkensparadijs van Boxtel. Beide keren werd me verteld, toen ik me aan de balie meldde, dat het bezoek helaas niet door kon gaan. Toevallig werd net die dag het productieproces ‘geoptimaliseerd’. Het kwam even niet uit. Wel mocht ik natuurlijk uitgebreid de communicatiebaas spreken. Dat deed ik. Ik publiceerde beide interviews in vakblad Communicatie. Laatst las ik die interviews terug. Fascinerend. Ze vertellen iets over dat andere proces achter de muren van Vion.

Niet over wat ze daar doen, maar hoe ze daar denken.

In 2014 deed Marc de communicatie. Groot liefhebber van vlees, trots op de slacht. ‘Zo’n vreselijk mooi proces. Je moet het gezien hebben.’ Ik zei dat er nogal wat mis scheen te zijn met dat proces. Poep op vlees, gewoon varkensvlees verkocht als biologisch, stukjes plastic en botsplinters in producten. Incidenten, volgens hem. ‘We hebben het over een voedingsmiddel. Iets dat je in je mond steekt. Intiemer bestaat niet, hè? Dat moet kloppen. Ons proces is daar de beste garantie voor.’ En de verhalen over de onveilige werksfeer dan? ‘Van mensen met wrok. Dit is geen praatgroepje, daar zijn de marges te smal voor.’

Maar als hij zo trots was op het proces, waarom hing hij dan geen camera’s in de varkensgondels die in de gasputten zakken, twaalf meter diep? ‘Omdat je geen ruk ziet. Het is er aardedonker. En dan nog: wat ga jij daar nou uit afleiden? Dat wij slecht bezig zijn? No way. Want jij hebt er geen verstand van. Zonder mijn uitleg zie jij alleen iets spartelen. Ach, kijk nou toch, zo zielig.’

Dus ik moest het zien, maar ik zag toch geen ruk. Wel zag ik een bedrijf in het defensief dat voor de aanval koos. Passief agressief. Het tegenstrijdig redeneren dat je alleen hoort in de vleesindustrie. ‘Oprechte’ hypocrisie. De mensen willen vlees eten. Leveren wij het niet? Een ander wel. Van (nog) slechtere kwaliteit.

Drie jaar later was ik er weer. Marc was weg en ingeruild voor Nancy. Nancy hoefde niet meer zo nodig elke dag vlees te eten. Haar ‘trots’ was het eerste, sociale jaarverslag. ‘De beginbijbel. We willen voorop lopen.’ Vion plaatste zelfs een half openhartig filmpje van het slachtproces op de website, waarbij de vergassing was weggelaten. Het veranderde niets aan de verhalen die klokkenluiders vertelden. Intimiderende werkcultuur, de lopende band te snel, de stroomstok voor onwillige varkens, inspecteurs die om de tuin werden geleid.

Ik vroeg of ze het droog hield bij de beelden van de gasput. Ze zei: ‘Ik vind je emotioneel voor een journalist.’ Ik vond het mooi dat ze dit zei. Met het woord emotie in de mond viel ze even uit haar rol. Terwijl ik haar naar de emotie vroeg, verweet ze het mij. Uberhaupt, emotie als verwijt. In die ene opmerking zat heel veel. Het zei iets over haar denken, over haar voelen. Ik schreef het op.

Later eiste ze dat deze passage eruit moest. Het was wel gezegd, maar ze kon het ‘intern niet verantwoorden’.

Ook die dag zat er geen bezoekje in aan het paradijs.

Na de oprechte hypocrisie van 2014 was het nu omgekeerd. Hypocriete openhartigheid. Transparantie zolang het uitkomt. Ik weet niet wat erger is. Toch zag ik een Vion dat niet meer zo zeker was van haar zaak. De mond nog vol over de procesgang, maar als procesmanager van de ellende van dier en mens begon Vion aan te voelen dat je beter je mond kunt houden over hoe vreselijk mooi dat proces is. Zolang die twee keer 14,8 miljoen varkensoren maar de deur uitgaan.